In de marge van dromen: De Spoken van Ueda Akinari

Ver­taald uit het Frans

Het is in de mar­ge, vaak, dat de meest bij­zon­dere ge­nieën zich nes­te­len. Zoon van een on­be­kende va­der en een te be­kende moe­der — een cour­ti­sane uit de ple­zier­wijk —, zag Ueda Aki­nari (1734-1809)1Ver­wor­pen vor­men:
Aki­nari Ou­e­da.
Ueda Tôsaku.
Uy­eda Aki­na­ri.
zijn moe­der slechts één keer, toen hij al vol­was­sen man en be­roemd schrij­ver was. Ge­a­dop­teerd door een koop­mans­fa­mi­lie uit Os­a­ka, werd zijn be­staan ge­te­kend door deze oor­spron­ke­lijke schande waarop zijn vij­an­den hem niet spaar­den aan te val­len: « Mijn vij­an­den zeg­gen over mij: het is een her­berg­kind; er­ger nog, het is een of an­dere telg van een uit­ge­ran­geerde sou­te­neur! Waarop ik ant­woord: […] in ie­der ge­val ben ik in mijn berg de enige ge­ne­raal en ken ik daar mijns ge­lijke niet ». Daar­bij kwam een mis­vor­ming aan zijn vin­gers2Mis­vor­ming die hij als een ere­te­ken zal dra­gen door zijn mees­ter­werk te on­der­te­ke­nen met het pseu­do­niem Senshi Kij­in, dat wil zeg­gen de Ge­brek­kige met de Mis­vormde Vin­gers. die hem de per­fecte kal­li­gra­fie ver­bood en hem pa­ra­doxaal ge­noeg, hij de trotse jonge man wei­nig ge­neigd tot de han­del, richtte op een on­ver­moei­bare in­tel­lec­tu­ele en li­te­raire zoek­tocht. Uit dit ruwe be­staan, uit deze rauwe ge­voe­lig­heid, zou zijn mees­ter­werk ge­bo­ren wor­den, de Ver­ha­len van re­gen en maan (Ugetsu mo­no­ga­tari)3Ver­wor­pen vor­men:
Con­tes des mois de pluie (Ver­ha­len van de re­gen­maan­den).
Con­tes de la lune va­gue après la pluie (Ver­ha­len van de vage maan na de re­gen).
Con­tes de la lune et de la pluie (Ver­ha­len van de maan en de re­gen).
Con­tes de pluies et de lune (Ver­ha­len van re­gens en maan).
Con­tes de la lune des pluies (Ver­ha­len van de maan der re­gens).
Con­tes de lune et de pluie (Ver­ha­len van maan en re­gen).
Con­tes du clair de lune et de la pluie (Ver­ha­len van de ma­ne­schijn en de re­gen).
Ue­gutsu mo­no­ga­tari.
.

Van bronnen en dromen

Ge­pu­bli­ceerd in 1776, mar­ke­ren deze ne­gen fan­tas­ti­sche ver­ha­len een keer­punt in de li­te­ra­tuur van het Edo-tijd­perk. Aki­na­ri, bre­kend met de « ver­ha­len van de drij­vende we­reld », een fri­vool genre toen in zwang, luidt de stijl in van de yomihon, of « leesboek », dat zich richt op een ont­wik­keld pu­bliek, waar­aan het een ruimte van droom en ver­po­zing biedt. De ori­gi­na­li­teit van zijn aan­pak ligt in een mees­ter­lijke syn­these tus­sen de Chi­nese ver­tel­tra­di­ti­ties en het Ja­panse li­te­raire erf­goed. Hoe­wel hij over­vloe­dig put uit de ver­za­me­lin­gen fan­tas­ti­sche ver­ha­len van de Ming- en Qing-dy­nas­tie­ën, zo­als de Ver­ha­len bij het do­ven van de kaars (Ji­an­deng xin­hua), be­perkt hij zich nooit tot een sim­pele ver­ta­ling of slaafse be­wer­king. Elk ver­haal is vol­le­dig ver­ja­pan­st, ge­trans­po­neerd naar een na­ti­o­naal his­to­risch en ge­o­gra­fisch ka­der en, voor­al, ge­trans­fi­gu­reerd door een unieke me­lan­cho­lie.

Aan de con­ti­nen­tale bron­nen mengt Aki­nari met vol­maakte kunst de re­mi­nis­cen­ties van de klas­sieke li­te­ra­tuur van zijn land. De in­vloed van het -the­a­ter is overal voel­baar, niet al­leen in de ge­ba­ren en fy­si­o­no­miën — wraak­zuch­tige gees­ten, gees­ten van krij­gers, ra­de­loze ver­lief­den —, maar ook in de com­po­si­tie zelf van de ver­ha­len, die kun­dig de ver­wij­de­ring van de we­reld en de dra­ma­ti­sche pro­gres­sie do­se­ren tot aan de ver­schij­ning van het bo­ven­na­tuur­lij­ke. Evenzo is het ele­gante en bloem­rijke proza (gabun) een vi­bre­rende hulde aan de gou­den eeuw van het Hei­an-tijd­perk, en in het bij­zon­der aan het Ver­haal van Genji (Genji mo­no­ga­tari).

Een spookachtige menselijkheid

Wat op­valt in de Ver­ha­len van re­gen en maan, is dat de we­reld van de gees­ten nooit he­le­maal ge­schei­den is van die van de le­ven­den. Verre van sim­pele mon­sters te zijn, zijn de gees­ten van Aki­nari be­gif­tigd met een com­plexe per­soon­lijk­heid, vaak rij­ker en ori­gi­ne­ler dan die van de men­sen die zij ko­men ach­ter­vol­gen. Hun ver­schij­nin­gen wor­den ge­mo­ti­veerd door krach­tige men­se­lijke ge­voe­lens: trouw tot voor­bij de dood, ver­ra­den lief­de, ver­te­rende ja­loe­zie of on­uit­blus­bare haat. Het spook is vaak slechts de ver­len­ging van een pas­sie die zich niet heeft kun­nen be­vre­di­gen of sus­sen in de aardse we­reld. Zijn stem, ko­mend van gene zij­de, spreekt tot ons met een ver­ont­rus­tende mo­der­ni­teit over ons­zelf.

Zo is er Miy­a­gi, de ver­la­ten echt­ge­note die, in Het huis in het riet, ze­ven jaar wacht op de te­rug­keer van haar man die for­tuin ging ma­ken. Ge­stor­ven van uit­put­ting en ver­driet, ver­schijnt zij hem een laat­ste nacht voor­dat zij niets meer is dan een graf­heu­vel waarop men dit hart­ver­scheu­rende ge­dicht vindt:

« Het was dus zo,
Ik wist het en toch wiegde
Mijn hart zich in il­lu­sies:
In deze we­reld, tot op deze dag,
Was dat dan het le­ven dat ik heb ge­leefd? »

Ue­da, Aki­na­ri. Con­tes de pluie et de lune (Ver­ha­len van re­gen en maan) (Ugetsu mo­no­ga­tari), vert. uit het Ja­pans door René Sief­fert. Pa­rijs: Gal­li­mard, coll. « Con­nais­sance de l’O­rient. Sé­rie ja­po­n­aise », 1956.

Het fan­tas­ti­sche bij Aki­nari is dus niet een sim­pele veer van de ver­schrik­king; het is de ver­groot­glas van de kwel­lin­gen van de ziel. De gees­ten ko­men de le­ven­den her­in­ne­ren aan hun te­kort­ko­min­gen, het mo­rele ge­volg van hun da­den. De wraak van een be­dro­gen echt­ge­note of de loy­a­li­teit van een vriend die zich de dood geeft om zijn be­lofte te hou­den zijn even­zo­vele pa­ra­bels over de kracht van ver­bin­te­nis­sen en de nood­lot­tig­heid van pas­sies.

De Ciseleur van chimères

De stijl van Aki­nari is zon­der twij­fel wat het werk zijn duur­zaam­heid ver­leent. Hij ver­e­nigt de adel­dom van de klas­sieke taal met een ge­voel voor ritme ge­ërfd van het , en cre­ëert een bij­zon­dere mu­ziek die de le­zer be­to­vert. De ti­tel zelf, Ugetsu, « re­gen en maan », ver­taalt deze be­to­ve­rende me­lo­die in een beeld — dat van een ma­ne­schijn die ver­troe­belt bij het ge­fluis­ter van een fijne re­gen, een ide­aal ka­der schep­pend voor de ma­ni­fes­ta­ties van het bo­ven­na­tuur­lij­ke, een spec­trale we­reld waar de gren­zen tus­sen droom en wer­ke­lijk­heid ver­va­gen.

On­af­han­ke­lijk kun­ste­naar, be­steedde Aki­nari bijna tien jaar aan het po­lijs­ten van zijn mees­ter­werk, te­ken van het be­lang dat hij er­aan hecht­te. Een in­tel­lec­tu­ele on­af­han­ke­lijk­heid die zich ook ma­ni­fes­teerde in zijn hef­tige po­le­mie­ken met de an­dere grote ge­leerde van zijn tijd, Mo­toori No­ri­na­ga, na­ti­o­na­list avant la let­tre. Ter­wijl deze laat­ste de voor­ou­der­lijke my­then van Ja­pan tot « de enige waar­heid » ver­hief, be­spotte Aki­nari dit ide­aal door te be­we­ren dat « in elk land de geest van de na­tie zijn stank is ». Zo heeft deze zoon van een cour­ti­sa­ne, door de en­kele kracht van zijn kunst, zich we­ten op te drin­gen als een cen­trale fi­guur, een « per­fecte an­ar­chist »4De uit­druk­king is van Al­fred Jarry over Ubu, maar zij zou, door een ge­waagde ana­lo­gie, de geest van vol­le­dige on­af­han­ke­lijk­heid van Aki­nari kun­nen kwa­li­fi­ce­ren. die, door met con­ven­ties te spe­len, het fan­tas­ti­sche ver­haal tot een on­ge­kende graad van ver­fij­ning heeft ge­bracht. Zijn ei­gen­aar­dig­he­den, die van bij­zon­dere moed ge­tuig­den in een Ja­panse sa­men­le­ving die con­for­mi­teit tot hoog­ste deugd ver­hief, kon­den niet an­ders dan Yu­kio Mis­hima fas­ci­ne­ren, die in Het mo­derne Ja­pan en de sa­moe­rai-e­thiek (Ha­gak­ure nyū­mon) be­kent het werk van Aki­nari « tij­dens de bom­bar­de­men­ten » bij zich te heb­ben ge­dra­gen en vooral diens « op­zet­te­lijk ana­chro­nisme » te heb­ben be­won­derd. De Ver­ha­len van re­gen en maan zijn niet al­leen een an­tho­lo­gie van het gen­re; ze zijn een her­ont­dekt beeld van het ver­haal op Ja­panse wij­ze, waar het won­der­baar­lijke en het ma­ca­bere wed­ij­ve­ren met de meest de­li­cate po­ë­zie, de le­zer ach­ter­la­tend on­der de duur­zame be­to­ve­ring van een vreemde en prach­tige droom.


Om verder te gaan

Rond Verhalen van regen en maan

Citaten

« Iso­ra, de doch­ter van Kas­a­da, van de dag dat zij (in haar nieuwe fa­mi­lie) was ge­tre­den, vroeg op en laat naar bed, ver­liet ge­woon­lijk de zijde van haar schoon­ou­ders niet; zij had het ka­rak­ter van haar man ge­wo­gen, en paste zich van gan­ser harte toe hem te die­nen; ook voel­den de echt­ge­no­ten Iza­wa, ge­trof­fen door haar ge­hecht­heid aan haar kin­der­lijke plich­ten, zich bui­ten zichzelf van vreug­de; Shôtarô, van zijn kant, waar­deerde haar goede wil, en leefde met haar in goede ver­stand­hou­ding. Ech­ter, te­gen de slechte nei­gin­gen van een ego­ïst, wat te doen? Vanaf een ze­ker mo­ment raakte hij vol­le­dig in de ban van een cour­ti­sa­ne, een ze­kere Sode ge­naamd, uit To­mo-no-tsu5To­mo-no-tsu (te­gen­woor­dig To­mo­nou­ra): Ha­ven aan de Bin­nen­zee, pre­fec­tuur Hi­ro­s­hi­ma, waar­van de steile land­schap­pen de ani­ma­tie­film Ponyo op de klif van stu­dio Ghi­bli heb­ben geïn­spi­reerd.; hij ein­digde er­mee haar vrij te ko­pen, richtte voor haar een huis in in een na­bu­rig dorp, en bracht da­gen en da­gen door zon­der naar huis te­rug te ke­ren. »

Ue­da, Aki­na­ri. Con­tes de pluie et de lune (Ver­ha­len van re­gen en maan) (Ugetsu mo­no­ga­tari), vert. uit het Ja­pans door René Sief­fert. Pa­rijs: Gal­li­mard, coll. « Con­nais­sance de l’O­rient. Sé­rie ja­po­n­aise », 1956.

Downloads

Geluidsopnamen

Bibliografie

Avatar photo
Yoto Yotov
Articles : 120