De Kim-Vân-Kiêu, of de Vietnamese ziel onthuld

Ver­taald uit het Frans

Er zijn wer­ken die in zich de sma­ken en as­pi­ra­ties van een hele na­tie dra­gen, “van de riks­ja­rij­der tot de hoog­ste man­da­rijn, van de straat­ver­koop­ster tot de groot­ste dame ter we­reld”. Zij blij­ven eeu­wig jong en zien nieuwe ge­ne­ra­ties aan­bid­ders el­kaar op­vol­gen. Dit is het ge­val met de Kim-Vân-Kiêu1Ver­wor­pen vor­men:
Kim, Ven, Ki­èou.
Le Conte de Kiêu (Het ver­haal van Kiêu).
L’His­toire de Kieu (De ge­schie­de­nis van Kieu).
Le Ro­man de Kiều (De ro­man van Kiều).
Truyện Kiều.
His­toire de Thuy-Kiêu (Ge­schie­de­nis van Thuy-Kiêu).
Truyên Thuy-Kiêu.
L’His­toire de Kim Vân Kiều (De ge­schie­de­nis van Kim Vân Kiều).
Kim Vân Kiều truyện.
Nou­velle His­toire de Kim, Vân et Kiều (Nieuwe ge­schie­de­nis van Kim, Vân en Kiều).
Kim Vân Kiều tân-truyện.
La Nou­velle Voix des cœurs bri­sés (De nieuwe stem van de ge­bro­ken har­ten).
Nou­veau Chant du des­tin de mal­heur (Nieuw lied van het on­ge­luk­s­lot).
Nou­veaux Ac­cents de dou­leurs (Nieuwe ac­cen­ten van smar­ten).
Nou­veau Chant d’une des­ti­née mal­heu­reuse (Nieuw lied van een on­ge­luk­kig lot).
Nou­veau Chant de souf­france (Nieuw lied van lij­den).
Nou­velle Voix des en­trail­les dé­chi­rées (Nieuwe stem van de ver­scheurde in­ge­wan­den).
Nou­veaux Ac­cents de la dou­leur (Nieuwe ac­cen­ten van de smart).
Nou­velle Ver­sion des en­trail­les bri­sées (Nieuwe ver­sie van de ge­bro­ken in­ge­wan­den).
Le Cœur bri­sé, nou­velle ver­sion (Het ge­bro­ken hart, nieuwe ver­sie).
Đoạn-trường tân-t­hanh.
, dit ge­dicht van meer dan drie­dui­zend ver­zen dat de Viet­na­mese ziel toont in al haar fijn­zin­nig­heid, zui­ver­heid en zelf­op­of­fe­ring:

Men moet zijn adem in­hou­den, men moet voor­zich­tig lo­pen om in staat te zijn de schoon­heid van de tekst te vat­ten [zo] gra­ci­eus (dịu dàng), mooi (thuỳ mị), groots (tráng lệ), schit­te­rend (huy hoàng) is hij.

Du­rand, Maurice (red.), Mélan­ges sur Nguyễn Du (Men­ge­lin­gen over Nguyễn Du), Pa­rijs: École française d’Ex­trê­me-O­rient, 1966.

De au­teur, Nguyễn Du (1765-1820)2Ver­wor­pen vor­men:
Nguyên Zou.
Nguyên-Zu.
Hguyen-Du.
Niet te ver­war­ren met:
Nguyễn Dữ (16e eeuw), wiens Uit­ge­breide ver­za­me­ling van won­der­lijke le­gen­den een kri­tiek op zijn tijd is on­der de sluier van het fan­tas­ti­sche.
, liet de re­pu­ta­tie na van een me­lan­cho­li­sche en zwijg­zame man, wiens kop­pig stil­zwij­gen hem deze be­ris­ping van de kei­zer op­le­ver­de: “Het is no­dig dat u in de ra­den spreekt en uw me­ning geeft. Waarom sluit u zich zo op in stilte en ant­woordt u nooit an­ders dan met ja of nee?” Man­da­rijn te­gen wil en dank, ver­langde zijn hart slechts naar de rust van zijn ge­boor­te­lijke ber­gen. Hij kwam er­toe het ta­lent zelf te ver­vloe­ken dat hem, door hem tot de hoog­ste amb­ten te ver­hef­fen, van zichzelf ver­wij­der­de, tot het punt er de eind­mo­raal van zijn mees­ter­werk van te ma­ken: “Laat zij die ta­lent heb­ben zich dus niet be­roe­men op hun ta­lent! Het woord ”tài“ [ta­lent] rijmt met het woord ”tai“ [on­ge­luk]”. Ge­lijk aan zichzelf, wei­gerde hij elke be­han­de­ling tij­dens de ziekte die hem fa­taal zou wor­den en toen hij ver­nam dat zijn li­chaam koud werd, ver­wel­komde hij het nieuws met een zucht van ver­lich­ting. “Goed!”, mom­pelde hij, en dit woord was zijn laat­ste.

Het Epos van de smart

Het ge­dicht schetst het tra­gi­sche lot van Kiều, een jong meisje van on­ver­ge­lij­ke­lijke schoon­heid en ta­lent. Ter­wijl een stra­lende toe­komst haar toe­schijnt bij haar eer­ste lief­de, Kim, slaat het nood­lot toe: om haar va­der en broer van een on­recht­vaar­dige aan­klacht te red­den, moet zij zichzelf ver­ko­pen. Dan be­gint voor haar een pel­grims­tocht van vijf­tien jaar, waarin zij ach­ter­een­vol­gens dienst­meid, con­cu­bine en pros­ti­tuee zal zijn, vluch­tend van het ene on­ge­luk om slechts een er­ger te vin­den. Toch be­waart Kiều, zo­als de lo­tus die bloeit op het slijk, te mid­den van deze ver­ne­de­ring zelf, “het zui­vere par­fum van haar oor­spron­ke­lijke adel­dom”, ge­leid door een on­wan­kel­bare over­tui­ging:

[…] als een zwaar karma op ons lot drukt, la­ten we dan niet kla­gen te­gen de he­mel en hem niet van on­recht­vaar­dig­heid be­schul­di­gen. De wor­tel van het goede ligt in ons­zelf.

Nguyễn, Du, Kim-Vân-Kiêu (Kim-Vân-Kiêu), vert. uit het Viet­na­mees door Xuân Phúc [Paul Schnei­der] en Xuân Việt [Ng­hiêm Xuân Việt], Pa­rijs: Gal­li­mar­d/U­NES­CO, 1961.

Tussen vertaling en creatie

Het was tij­dens een am­bas­sade naar China dat Nguyễn Du de ro­man ont­dekte die hem zijn mees­ter­werk zou in­spi­re­ren. Van een ver­haal dat men ba­naal zou kun­nen noe­men, wist hij een “on­ster­fe­lijk ge­dicht te cre­ë­ren / Waar­van de ver­zen zo zoet zijn dat zij, op de lip, / Wan­neer men ze ge­zon­gen heeft, een smaak van ho­ning ach­ter­la­ten3Droin, Al­fred, “Ly-T­han-Thong” in La Jonque vic­to­ri­euse (De ze­ge­vie­rende jon­k), Pa­rijs: E. Fas­quel­le, 1906.. Deze Chi­nese af­stam­ming zou ech­ter een twist­ap­pel wor­den voor het op­ko­mende na­ti­o­nale trots. In de op­win­ding van de ja­ren 1920-1930 be­wa­pende zij de kri­tiek van de meest on­ver­zoen­lijke na­ti­o­na­lis­ten, waar­van de ge­let­terde Ngô Đức Kế zich tot woord­voer­der maak­te:

De Thanh tâm tài nhân [bron van de Kim-Vân-Kiêu] is slechts een in China ver­acht ro­man en zie nu dat Viet­nam hem tot de rang van ca­no­niek boek, van Bij­bel ver­heft, het is wer­ke­lijk zichzelf grote schande aan­doen.

Phạm, Thị Ngoạn, In­tro­duc­tion au Nam-P­hong, 1917-1934 (In­lei­ding tot Nam-P­hong, 1917-1934), Sai­gon: So­ci­été des étu­des in­do­chi­noi­ses, 1973.

In wer­ke­lijk­heid is de Kim-Vân-Kiêu, voor­bij haar ge­leende of wel­lus­tige pas­sa­ges, vooral de echo van het on­recht dat het Viet­na­mese volk on­der­ging. “De lie­de­ren van de dor­pe­lin­gen heb­ben mij de taal van jute en moer­bei ge­leerd / Ge­ween en ge­snik op het plat­te­land her­in­ne­ren aan oor­lo­gen en rouw”, schrijft Nguyễn Du in een an­der ge­dicht4Het be­treft het ge­dicht “Dag van zui­vere hel­der­heid” (“T­hanh minh ngẫu hứng”). Het feest van de Zui­vere Hel­der­heid is dat waar­bij de fa­mi­lies de voor­ou­ders eren door, over het plat­te­land, hun gra­ven te gaan ver­zor­gen.. Door het hele epos heen ver­schijnt deze vi­bre­ren­de, vaak hart­ver­scheu­rende ge­voe­lig­heid van een dich­ter wiens hart trilt in har­mo­nie met het lij­den dat ver­ward smeulde in de ne­de­rige mas­sa’s, zo­als deze pas­sage ge­tuigt:

Het riet drukte zijn ge­lijke top­pen sa­men in de schorre adem van de noor­den­wind. Al de droef­heid van een herfst­lucht leek ge­re­ser­veerd voor één we­zen [Kiều]. Langs de nach­te­lijke etap­pes, ter­wijl een hel­der­heid neer­daalde van het dui­ze­ling­wek­kende fir­ma­ment en de ver­ten zich ver­lo­ren in een oce­aan van mist, deed de maan die zij zag haar scha­men voor haar eden voor de ri­vie­ren en ber­gen.

Nguyễn, Du, Kim-Vân-Kiêu (Kim-Vân-Kiêu), vert. uit het Viet­na­mees door Xuân Phúc [Paul Schnei­der] en Xuân Việt [Ng­hiêm Xuân Việt], Pa­rijs: Gal­li­mar­d/U­NES­CO, 1961.

Een spiegel voor het volk

Het for­tuin van de Kim-Vân-Kiêu was zo­da­nig dat hij het do­mein van de li­te­ra­tuur heeft ver­la­ten om een spie­gel te wor­den waarin elke Viet­na­mees zich her­kent. Een po­pu­lair lied heeft het le­zen er­van al­dus tot ware le­vens­kunst ver­he­ven, on­los­ma­ke­lijk ver­bon­den met de ge­noe­gens van de wij­ze: “Om een man te zijn, moet men we­ten ”tổ tôm“5Viet­na­mees kaart­spel voor vijf spe­lers. Zeer in zwang in de ho­gere krin­gen, staat het be­kend als ver­ei­send veel ge­heu­gen en scherp­zin­nig­heid. te spe­len, Yun­nan-thee te drin­ken en de Kiều te de­cla­me­ren” (Làm trai biết đánh tổ tôm, uống trà Mạn hảo, ngâm nôm Thuý Kiều). Het bij­ge­loof heeft er zich zelfs mees­ter van ge­maakt, ma­kend van het boek een ora­kel: in mo­men­ten van on­ze­ker­heid is het niet zeld­zaam dat men het op goed ge­luk opent om er, in de ver­zen die zich aan­die­nen, een ant­woord van het lot te zoe­ken. Zo heeft het ge­dicht, van het ka­bi­net van de ge­leerde tot de meest be­schei­den wo­ning, zich on­mis­baar we­ten te ma­ken. Het is aan de ge­let­terde Phạm Quỳnh dat we de be­roemd ge­ble­ven for­mule dan­ken die dit ge­voel sa­men­vat:

Wat heb­ben wij te vre­zen, waar­over moe­ten wij on­ge­rust zijn? De Kiều blij­vend, blijft onze taal; onze taal blij­vend, be­staat ons land voort.

Thái, Bình, “De quelques as­pects phi­lo­so­p­hiques et re­li­gi­eux du chef-d’œu­vre de la lit­té­ra­ture viet­na­mi­en­ne: le Kim-Vân-Kiêu de Nguyễn Du” (Over en­kele fi­lo­so­fi­sche en re­li­gi­euze as­pec­ten van het mees­ter­werk van de Viet­na­mese li­te­ra­tuur: de Kim-Vân-Kiêu van Nguyễn Du), Mes­sage d’Ex­trê­me-O­rient, nr. 1, 1971, p. 25-38; nr. 2, 1971, p. 85-97.


Om verder te gaan

Rond de Kim-Vân-Kiêu

Citaten

Trăm năm trong cõi người ta,
Chữ tài chữ mệnh khéo là ghét nhau.
Trải qua một cuộc bể dâu,
Những điều trông thấy mà đau đớn lòng.
Lạ gì bỉ sắc tư phong,
Trời xanh quen thói má hồng đánh ghen.

Truyện Kiều (Het ver­haal van Kiều) op Wikisource tiếng Việt, [on­li­ne], ge­raad­pleegd op 4 sep­tem­ber 2025.

In hon­derd jaar, bin­nen deze gren­zen van de men­se­lijke loop­baan, wat ple­gen ta­lent en lot el­kaar te be­strij­den! Door zo­veel om­wen­te­lin­gen heen – zeeën ge­wor­den moer­bei­den­vel­den –, wat een schouw­spe­len om het hart pijn­lijk te tref­fen! Ja, zo is de wet: geen gave die niet duur be­taald moet wor­den, en de ja­loerse blauwe he­mel heeft de ge­woonte zich te ke­ren te­gen het lot van de roze wan­gen.

Nguyễn, Du, Kim-Vân-Kiêu (Kim-Vân-Kiêu), vert. uit het Viet­na­mees door Xuân Phúc [Paul Schnei­der] en Xuân Việt [Ng­hiêm Xuân Việt], Pa­rijs: Gal­li­mar­d/U­NES­CO, 1961.

Hon­derd jaar, bin­nen deze gren­zen van het men­se­lijk le­ven, ge­nie en lot strij­den zon­der ge­na­de. Moer­bei­den­vel­den op de zee, wat een schouw­spe­len om het hart pijn­lijk te tref­fen! Ja, elke gave moet duur be­taald wor­den; de ja­loerse blauwe he­mel heeft de ge­woonte zich te ke­ren te­gen de scho­nen met roze wan­gen.

Nguyễn, Du, Kim-Vân-Kiều: ro­man-poème (Kim-Vân-Kiều: ro­man-ge­dicht), vert. uit het Viet­na­mees door Xuân Phúc [Paul Schnei­der], Brus­sel: Than­h-Long, 1986.

Hon­derd ja­ren, bin­nen deze grens van ons men­se­lijk le­ven,
Wat men aan­duidt met het woord ”ta­lent“ en wat men aan­duidt met het woord ”lot“, hoe­zeer to­nen deze twee din­gen zich be­hen­dig el­kaar te ha­ten, el­kaar uit te slui­ten;
Na een pe­ri­ode door­lo­pen te heb­ben die de dich­ters de tijd noe­men die de zeeën ne­men om zich in moer­bei­den­vel­den te trans­for­me­ren en, om­ge­keerd, de moer­bei­den­vel­den in zee­ën,
De din­gen die ik ge­zien heb heb­ben mij doen lij­den (heb­ben mijn hart pijn ge­daan).
Wat is er ver­ras­send aan deze wet van com­pen­sa­ties die wil dat over­vloed zich er­gens slechts ma­ni­fes­teert als te­gen­han­ger van een te­kort dat zich el­ders ma­ni­fes­teert?
De blauwe he­mel heeft de ge­woonte aan­ge­no­men om met de roze wan­gen de strijd van de ja­loe­zie te le­ve­ren.

Nguyễn, Du, Kim-Vân-Kiêu (Kim-Vân-Kiêu), vert. uit het Viet­na­mees door Nguyễn Văn Vénh, Ha­noi: Édi­ti­ons Alexan­d­re-de-R­ho­des, 1942-1943.

Van alle tij­den, on­der de men­sen,
Het ta­lent en de schoon­heid – vreemde zaak! – wa­ren vij­an­den.
Ik heb in het le­ven de ruimte van een ge­ne­ra­tie door­lo­pen,
En al­les wat ik er ge­zien heb heeft mij in mijn hart doen lij­den!
Door welk vreemd mys­te­rie te­gen­over de enen gie­rig, te­gen­over de an­de­ren ver­kwis­tend,
Heeft de he­mel de ge­woonte de mooie meis­jes te be­nij­den?

Nguyễn, Du, Kim Vân Kiều tân truyện (Kim Vân Kiều nieuw ver­haal), vert. uit het Viet­na­mees door Abel des Mi­chels, Pa­rijs: E. Le­roux, 1884-1885.

Hon­derd ja­ren, de tijd van een men­se­lijk le­ven, strijd­perk
Waar, zon­der ge­na­de, lot en ta­lent el­kaar be­strij­den
De oce­aan brult daar waar de moer­beien groen wa­ren
Van deze we­reld om­klemt het schouw­spel u het hart
Waarom zich ver­ba­zen? Niets wordt ge­ge­ven zon­der te­gen­pres­ta­tie
De blauwe he­mel keert zich vaak te­gen de schoon­he­den met roze wan­gen

Nguyễn, Du, Kiều: Les Amours mal­heu­reu­ses d’une jeune viet­na­mi­enne au 18e si­è­cle (Kiều: De on­ge­luk­kige lief­des van een jonge Viet­na­mese in de 18e eeuw), vert. uit het Viet­na­mees door Nguyễn Khắc Viện, Ha­noi: Édi­ti­ons en lan­gues étran­gè­res, 1965; her­dr. Pa­rijs; Montre­al: L’Har­mat­tan, 1999.

Hon­derd jaar – het maxi­mum van een men­se­lijk be­staan! –
Ver­lo­pen zel­den zon­der dat met vol­har­ding
En alsof het lot hun ge­luk be­nijd­de,
Op de men­sen van ta­lent het on­ge­luk neer­valt.
On­der­gaand de barre wet van de me­ta­mor­fo­se,
Men ziet zo­veel din­gen zo snel ge­bo­ren wor­den en ster­ven!
Heel wei­nig tijd vol­staat op­dat fa­taal
Hier be­ne­den vreemde ver­an­de­rin­gen op­tre­den,
Op­dat, van de groene moer­bei­en, de zee de plaats in­neemt
Ter­wijl, voor hen, el­ders, zij ver­dwijnt!
Wel­nu, in zo’n korte tijd, wat de waar­ne­mer
Wel kan zien kan slechts zijn hart pijn doen:
Hoe­veel keer heb ik deze zo wrede wet op­ge­merkt
Van com­pen­sa­tie, krach­tens welke
Elk we­zen, op één punt, slechts grote waarde heeft
Op voor­waarde er el­ders aan te ont­bre­ken!
On­ver­mij­de­lijk moet het, door het on­ge­luk,
Zeld­zame deugd of wei­nig ge­wone gra­tie af­ko­pen!
De blauwe he­mel, elke dag, oe­fent zijn toorn uit,
Alsof hun glans hem ja­loers had ge­maakt
Op de jonge schoon­he­den waar­van het roze ge­zicht
Door zijn char­mes hem enige scha­duw lijkt te wer­pen!

Nguyễn, Du, Kim-Van-Kiéou: Le Célè­bre Poème an­na­mite (Kim-Van-Kiéou: Het be­roemde An­na­mi­ti­sche ge­dicht), vert. uit het Viet­na­mees door René Crays­sac, Ha­noi: Le-Van-Tan, 1926.

Hon­derd jaar, nau­we­lijks, be­gren­zen ons be­staan, en toch, welke bit­tere strijd van onze deug­den en het lot! De tijd vlucht, de moer­beien be­dek­ken de ver­o­verde zee… Maar wat een schouw­spe­len om onze har­ten te bre­ken! Vreemde wet! Niets aan de een, al­les aan de an­der, en uw haat, blauwe he­mel, die de roze wan­gen ver­volgt!

Nguyễn, Du, Kim Vân Kiều (Kim Vân Kiều), vert. uit het Viet­na­mees door Mar­cel Rob­be, Ha­noi: Édi­ti­ons Alexan­d­re-de-R­ho­des, 1944.

Hon­derd jaar, in het men­se­lijk be­staan,
Hoe­zeer ha­ten ta­lent en lot el­kaar!
Door de af­wis­se­ling van zeeën en moer­bei­den­vel­den heen,
Het schouw­spel van de we­reld ver­wondt het hart!
Laat men zich niet ver­ba­zen over de wet van com­pen­sa­tie
Die de he­mel doet heer­sen, ja­loers op de schoon­heid van de vrou­wen!

Lê, Thành Khôi, His­toire et An­tho­lo­gie de la lit­té­ra­ture viet­na­mi­enne des ori­gi­nes à nos jours (Ge­schie­de­nis en An­tho­lo­gie van de Viet­na­mese li­te­ra­tuur van de oor­sprong tot he­den), Pa­rijs: Les In­des sa­van­tes, 2008.

In de hon­derd jaar van een men­se­lijk le­ven,
Hoe ta­lent en lot el­kaar haat toe­dra­gen.
Door de on­op­hou­de­lijke om­wen­te­lin­gen heen,
De ge­beur­te­nis­sen doen mij pijn­lijk lij­den.
Ge­woon­lijk, zo­als tus­sen over­vloed en te­kort,
Aan de roze wan­gen ma­ni­fes­teert de blauwe he­mel slechts ja­loe­zie.

Nguyễn, Du, Kim Vân Kiều en écri­ture nôm (Kim Vân Kiều in nôm-schrift), vert. uit het Viet­na­mees door Đông Phong [N­guyễn Tấn Hưng] op Terre loin­tai­ne, [on­li­ne], ge­raad­pleegd op 4 sep­tem­ber 2025.

Downloads

Gedrukte werken

Bibliografie

Avatar photo
Yoto Yotov
Articles : 120